Boekenbeurs in Leipzig

Zoals altijd trok een van Europa's grootste boekenbeurzen de afgelopen maand weer hordes mensen. Al ver voor de eerste opening stond er een rij die zich uitstrekte tot ver op het beursplein. In ons buurland klopt de hartslag van de literatuur toch net even wat luider dan bij ons.

Omdat Nederland en België gastland waren in Leipzig, vertegenwoordigde onze stand een soort drielandenpunt. We stonden er zowel voor Nederland (Eenvoudig Communiceren), als België (Lezen voor Iedereen) en Duitsland (Spass am Lesen Verlag); in alle drie de landen hebben we een uitgeverij. Dat leek helemaal in de roos en ik voelde me nogal trots. Er zou vast iets van pers komen.

Maar de belangstelling voor papieren boeken legde het dit jaar af tegenover de opmars van het digitale. Kunstmatige intelligentie zette de toon. Met lezingen, met demonstraties, met stands. Hoe KI het onderwijs gaat beïnvloeden, hoe teksten te vereenvoudigen, nieuwe les-tools voor docenten. Ook in de vormgeving wist de nieuwe tak zich nadrukkelijk te onderscheiden. Stands van uitgeverijen - hoe flitsend ook - zijn toch altijd gericht op de uitstalling van zoveel mogelijk boeken: de belangrijkste gadget is en blijft de ouderwetse boekenkast. Ze staken bleekjes af ten opzichte van de hypermoderne KI-stands. Een daarvan was zelfs aangekleed als een soort ruimtestation, kennelijk om te benadrukken dat het hier toch werkelijk ging om een zaak van futuristisch belang.

Zelf was ik gevraagd voor een publieksdebat over KI en eenvoudige taal. Wat gaat KI betekenen voor de toegankelijkheid van de literatuur?, luidde de titel. Bij binnenkomst van de zaal bespeurde ik al een zekere beweeglijkheid in het publiek, dat beduidend jonger was dan de normale leeftijdsgroep die ik aantref bij podiumdiscussies. Het thema ‘makkelijke boeken‘ is doorgaans toch een beetje gesitueerd in het gehandicaptenhoekje van de literatuur en daarop komt vooral ouder publiek af. De enkele jongere die zich laat zien is óf uit de doelgroep zelf óf is leraar, en draagt een kleurige sjaal.

Het was meteen al duidelijk dat de aanwezigen veronderstelden dat de titel van de discussie vooral als retorisch moest worden opgevat. In hun hoofd leek het antwoord al gevormd: KI zou de oplossing vormen voor die moeizaam bevochten toegankelijkheid. Men verwachtte van mij alleen nog te horen hóe. Geen algemene bezwaren.

Ik moest hen teleurstellen. KI is nog niet zover. Ik had een redacteur meegenomen die verschillende KI-programma's had uitgetest op het gebied van tekstvereenvoudiging. Vooral bij korte non-fictie teksten ging dat prima. Die programma's wisten echt wel hoe ze zinnetjes moesten versimpelen en konden prima een tekst samenvatten. Maar toch openbaarde zich hier al een probleem: het geschikt maken van een tekst voor minder geletterde mensen is zoveel meer dan comprimeren alleen. Elementen als denken vanuit de essentie en eventuele voorkennis weghalen zijn van even groot belang. En daarin bleken de geraadpleegde KI-tools minder daadkrachtig. Als hulpmiddel zonder meer bruikbaar, maar het resultaat bleef ongepolijst zonder menselijke tussenkomst.

Op het gebied van fictie waren de kieren nog zichtbaarder. Romans die je door de KI-paneermeel haalt, komen eigenlijk niet verder dan een spannende achterflaptekst. Net zoals de literatuur niet zomaar nagebootst kan worden met software en apps, lukt dat ook met de vereenvoudigde literatuur niet. De onvoorspelbaarheid van het menselijke brein wint het hier met straatlengtes van de statistische logaritmes. Die produceren moeiteloos een aardig verhaaltje met zowaar enkele onverwachte plotwendingen (gepikt uit bestaande teksten), maar de uitwerking blijft steken in vlakke beschrijvingen en monotone dialogen, smakeloos als droge havervlokken.

Mijn betoog viel niet in goede aarde. Het publiek bewoog zich onrustig. Hier was men niet voor gekomen. Google-knopjes die snel consumeerbare oplossingen zouden bieden, dat lag meer voor de hand. Ik zag dat men mijn leeftijd probeerde te taxeren. Een mopperaar die niet met zijn tijd meegaat. Hier en daar gingen de wenkbrauwen fronsend omhoog. De toon van de vragers werd hoger, dwingender, stelliger. Ik weidde nog wat meer uit over de nadelen van KI. Dat het voor onomkeerbare gemakzucht gaat zorgen. Zo wordt er van overheidsorganisaties verwacht dat zij begrijpelijk communiceren. In Duitsland is er zelfs de verplichting voor autoriteiten om hun communicatie in makkelijke taal aan te bieden. Niet elke overheidsorganisatie voldoet daar met evenveel graagte aan. Het wordt nogal eens als een moetje gezien. KI zal deze luiheid aanwakkeren. Een hausse aan mislukte makkelijke communicatie gaat de markt overspoelen. Niet alleen laaggeletterden zullen zich genept voelen, ook zal het funest zijn voor de acceptatiegraad van de toegankelijke taal.

Mijn toehoorders leken allerminst overtuigd. Zo gaat dat met nieuwe ontwikkelingen. Er is een overheersend bewustzijn dat technologie automatisch de wereld verbetert. Mensen worden wat morrend als dit laatste bastion van het vooruitgangsdenken ter discussie wordt gesteld. In de technologische kerk is scepsis pure godslastering. Nog maar een schepje er bovenop. ‘Uit onderzoek blijkt dat KI momenteel vooral wordt gebruikt om matige teksten op te kalefateren. Interessant, maar is het niet uitdagender dat zelf te doen. Nadenken moet geoefend worden en dat doe je door zelf te schrijven.’ Het was niet wat men wilde horen. Hier en daar werd op een horloge gekeken. Men reikte al naar zijn jas of tas. ‘Als we het zelf nadenken massaal uit de weg gaan, dan zetten we ons eigen cultuurverval in gang', probeerde ik nog als laatste uit. Maar de eerste toehoorders liepen de zaal al uit.