Interessante column in het gezaghebbende Duitse tijdschrift Der Spiegel afgelopen week. De veelgelezen columnist Sascha Lobo memoreert de dood van zijn vader, die overleed aan kanker. Zijn vader was een van die patiënten die tijdens de eerste coronaperiode het veld moest ruimen in het ziekenhuis, omdat er te weinig capaciteit beschikbaar was. Een indirect slachtoffer van corona dus.

Het eigenlijke thema van Lobo’s column is de triage. In dit geval: de beslissingen waar artsen zich gesteld voor zien bij overbezetting van ziekenhuizen. Wie laten we toe voor behandeling als er krapte heerst en wie niet? Boud gesteld: wie laten we sterven en wie niet?

Volgens Lobo Is het zinvol als niet alleen politici zich over deze vraag buigen, maar ook de bevolking zelf. Waar leggen we de grens bij leven en dood, vraagt hij zich af. Als we het alleen laten afhangen van ziekenhuizen, lopen we dan niet de kans dat ouderen en gehandicapten misschien steeds als eerste gepasseerd worden? En moeten we de patiënten ook niet zelf heel erg meenemen in de besluitvorming? Het gaat tenslotte om hun leven.

Op pregnante wijze beschrijft hij de gedachten en discussies met zijn vader in diens laatste weken. Gesprekken waarin Lobo zijn best moest doen om zo begrijpelijk mogelijk te spreken tegen zijn vader. Want die had niet alleen kanker, maar ook al twee beroertes achter de rug. Zijn vader was niet altijd even helder. En Lobo wou hem per se betrekken in de laatste finale beslissing: naar huis gaan om te sterven of toch in het ziekenhuis blijven - tegen het triage-advies van de behandelend arts in.

Bijzonder aan de column van Lobo is dat hij deze geschreven heeft in eenvoudige taal, in de geest van de laatste gesprekken met zijn vader - wellicht ook als hommage aan hem. Impliciet geeft Lobo ermee aan hoe belangrijk eenvoudige taal vaak is bij patiënten. Zeker als zij in het ziekenhuis liggen. Mensen die dikwijls verward en gedesoriënteerd zijn, van wie we niet kunnen verwachten dat zij allerlei complexe dingen kunnen begrijpen.

Ik zou Lobo’s oproep graag willen uitbreiden. Er zijn veel mensen voor wie de wereld vaak te moeilijk is. Niet alleen als zij in het ziekenhuis liggen, maar eigenlijk altijd. Die er continu behoefte aan hebben dat alles net een tikkeltje gemakkelijker is, zeker als het om communicatie gaat.

In Duitsland zijn (lokale) overheden sinds 2018 verplicht hun beleid en besluiten in Leichte Sprache - erg toegankelijke taal - te vertellen, met name wanneer het zaken betreft voor verstandelijk beperkten. Daar mag Nederland een voorbeeld aan nemen. Maar mensen met beperkingen zijn niet de enigen die behoefte hebben aan makkelijker informatie. Gaat u er maar vanuit dat een vijfde van de bevolking de informatie graag wat toegankelijker heeft - onderzoek toont dat keer op keer aan.

Al vaker is opgemerkt dat de communicatie rondom de ziekte veel beter had gekund. Eenvoudiger vooral. Het is niet ondenkbaar dat er misschien mensen getroffen zijn die met betere en vooral duidelijke informatie gespaard waren gebleven. Informatie die niet alleen eenvoudiger maar ook beknopt geschreven is, minder verwarrend, en inspelend op de vragen en verwachtingen van gewone mensen.

In dit licht bezien mogen we ons nieuwe boek van Yvonne Kroonenberg ronduit bijzonder noemen. De gelauwerde columniste en schrijfster, die inmiddels zo’n beetje huisschrijfster bij ons is geworden, heeft ditmaal geschreven over een thema waar zij de laatste jaren tegen wil en dank veel ervaring mee heeft opgedaan: haar confrontatie met kanker. De tietenbus heet het boek en het verschijnt op 26 januari. Een zowel aangrijpend als eerlijk en informatief relaas over wat er met iemand gebeurt vanaf het moment dat iemand hoort dat hij/zij kanker heeft. Yvonne heeft zelf direct in eenvoudige taal geschreven, en dat maakt het nog specialer. Lezen dus!