Het is een beetje in onbruik geraakt: ouders die hun kinderen voor het slapengaan een sprookje vertellen. Niet dat het voorlezen is verdwenen, maar de sprookjes hebben er een geduchte concurrent bij gekregen: de kinderliteratuur. Roald Dahl, Max Velthuis, Annie M.G. Schmidt: ze hebben het ouderwetse sprookje verdrongen aan het bed.

Niks mis met die verhalen natuurlijk - misschien dat we ze zelfs als het moderne sprookje moeten zien - maar de langzame verdwijning van de aloude ‘Er was eens…’ -vertellingen uit onze levens is in zekere zin een ongemerkt verlies.

Sprookjes zijn de weerspiegeling van de ontwikkeling van het kind en de mensheid, stelde de grote onderzoeker naar sprookjes, de kinderpsycholoog Bruno Bettelheim, in zijn meesterwerk Het Nut van Sprookjes. Volgens hem zijn sprookjes op een magische, en soms zelfs wrede, manier de weerslag van onze belangrijkste zoektocht, die van de zin van het leven.

Bettelheim was een groot voorstander van sprookjes voorlezen. Ze helpen kinderen op een speelse manier om de psychologische problemen van het opgroeien onder ogen te zien. Ze bieden een veilige uitlaatklep om met gevoelens om te gaan. Bij jonge kinderen lopen verbeelding en werkelijkheid nog ongefilterd door elkaar heen. Oplossingen die vanuit de verbeeldingskracht ontstaan, bieden ook soelaas voor de werkelijkheid. Sprookjes tackelen de grote levensthema’s voor kinderen (verlatingsangst, de rol van broers en zussen, je een buitenbeentje voelen) en bieden er een oplossing voor. Hoe kun je omgaan met ambivalente gevoelens jegens je ouders? Hoe kun je je emoties beteugelen? Het waarschuwt kinderen over de gevaren die ze kunnen verwachten en misschien zelfs vermijden. Daarbij is het uitstekend vertelmateriaal voor het slapengaan, zo merkte Bettelheim fijntjes op: er is bijna altijd een happy end.

Sprookjes in het Nederlands en het Chinees van Hans Christian Andersen

Zo bezien zijn het dus de ultieme klassiekers. Fantastische vertellingen met in de kern een moraal, die wellicht hier en daar verouderd is, maar even vaak nog een grote geldigheid heeft. Die van Roodkapje bijvoorbeeld: niet iedereen is te vertrouwen en je moet goed luisteren naar je ouders. Niet meer van deze tijd? Wel, roedels harige wolven komen in onze geïndustrialiseerde omgeving misschien niet meer voor, maar de moderne wolven op internet liggen nog altijd op de loer...

De grootmeester van de sprookjes, Hans Christian Andersen, hertaalden we eerder dit jaar daarom al. De vijf bekendste verhalen van de Deen, die in het midden van de 19-de eeuw bijna honderd sprookjes opschreef. Zijn eerste verzameling sprookjes publiceerde hij in 1935. Deze maand publiceren we het boek opnieuw. Maar nu als bilingual boek. Het is onze eerste dubbeltalige uitgave. Nederlands - Chinees in dit geval. Naast de Nederlandse tekst staat - strak parallel vertaald - de Chinese tekst. Een uitstekende manier voor NT2’ers of vreemde taalleerders om een tekst te kunnen volgen en te begrijpen. Voor Nederlanders die Chinees willen leren of Chinezen die dat met Nederlands willen doen.

Waarom Chinees?, vraagt u zich misschien af. Dat is niet moeilijk om uit te leggen. Het Chinees is een wereldtaal in opkomst, het is daarbij de meest gesproken taal ter wereld. Een op de zeven bewoners van onze planeet spreekt Chinees. Niet onlogisch daarom om onze nieuwe reeks met deze taal af te trappen. Het aantal Chinese inwoners in ons land groeit ook sterk.

Westerse sprookjes zijn daarbij in China ongekend populair. De droom van Bruno Bettelheim is niet in de Westerse wereld, maar in China uitgekomen: voor het slapengaan worden ze nog vaak voorgelezen.