Hoe krijgen we onze jeugd weer aan het lezen?

Het is de vraag die iedere keer weer opduikt als de resultaten van het laatste Pisa-onderzoek ter sprake komen. Logisch, want als je die langs de lat van de laatste decennia legt, dan zie je duidelijk een glijdende schaal, die langzamerhand de vorm aanneemt van een vrije val. Een vierde van de 15-jarigen geldt als leeszwak, meer dan de helft leest alleen als het écht moet.

De minister heeft er een dik rapport over geschreven en de conclusie is eenduidig: we moeten zorgen voor meer ‘leesplezier’. Het woord komt sindsdien dan ook frequent terug in alle plannenmakerij rondom laaggeletterdheid. Iedereen schermt ermee. Niet zo vreemd: beleidsmakers komen nu eenmaal graag met optimistische oplossingen die een vrolijke boodschap uitstralen. Een nieuw begrip als leesplezier voldoet daar naadloos aan.

Het bekt ook lekker, léés-plezier. Het is een belofte in zichzelf, een self fulfilling prophecy. Zorg dat jongeren uit zichzelf zin krijgen om een boek open te slaan en de leesbal rolt daarna vanzelf door. Wie plezier heeft in iets, gaat er zonder mekkeren mee aan de slag. Het liefst dagelijks, zo vaak mogelijk zelfs. Zo bezien is het het ei van Columbus: we schaffen gewoon de tegenzin af, er wordt voortaan alleen nog maar met blije blik gelezen.

Ziet u het al voor u? De wereld waarin leesplezier de overhand heeft. Op schoolpleinen, in bushokjes, overal drommen jongeren die, afgewend van elkaar, een boek in de hand hebben. Serene rust heerst in klaslokalen waar enkel het geritsel van omgeslagen bladzijden te horen is. Fysiotherapeuten hebben overwerk aan de kromme ruggen van adolescenten die dagelijks enorme partijen boeken in hun tassen meeslepen, overmand als zij zijn door hun onstilbare leeshonger. Social media bedrijven gaan en masse failliet - nul interessant, dat oeverloze gezwets van leeftijdgenoten. De festival industrie moet aan het overheidsinfuus - gapende portiers staan zich bij doodstille ingangen suf te vervelen...

Leesplezier als magic bullet dus. Zou het werken? Moeten we er al onze kaarten op zetten? Lezen is een van de vele, vele activiteiten waaruit jongeren tegenwoordig kunnen kiezen. Qua tijdsinvestering moet het concurreren met gamen, internetten, sporten, chillen, met het mobieltje dat 24/7 in het leven van pubers aanwezig is. Allemaal bezigheden die makkelijker te consumeren en (helaas) hipper gevonden worden dan een boek. Daarbij is lezen een introspectieve bezigheid, die simpelweg niet bij iedereen zal aanslaan.

Misschien beter dus om het vrolijke optimisme van Leesplezier vooralsnog te vervangen door het wellicht wat saaiere streven naar Leesroutine. Dat we meer inzetten op lezen als vaste gewoonte (waarbij het niet uitmaakt wat iemand leest - alles is goed) dan hopen op spectaculaire halleluja-momenten bij de jeugd. Plezier als bijvangst, niet als primaire voorwaarde. Eerst volume en ritme creëren. Want als het ritme aanslaat, komt de lol vanzelf.

Dat vergt wel wat verandering binnen het onderwijs. Het fictie lezen moet weer vaste voet aan de grond krijgen in het lesaanbod. Niet alleen in het VWO, maar ook daaronder. Leraren moeten de ruimte krijgen om hun eigen creatieve oplossingen te vinden voor het lezen van boeken in de klas. Ruimte die niet teveel wordt belast met regelgeving, met toetsen en metingen. Plezier en ‘heilig moeten’ gaan slecht samen.

En het belangrijkste: laten we het oppermachtige beeldscherm niet als vijand zien, maar juist benutten om het boek en het lezen weer aantrekkelijk te maken. Kijken waar de aanhaakpunten zijn, waar het boek en het scherm elkaar kunnen vinden. Want misschien dient zich daar misschien wel de snelste weg naar leesplezier aan.